Article révisé par les pairs
Résumé : Nederland en Frankrijk hebben recentelijk beleid inzake inburgering in het buitenland ingevoerd dat in grote lijnen vergelijkbaar is: gezinsmigranten dienen zich in de taal en gebruiken van hun nieuwe thuisland te verdiepen, voordat zij worden toegelaten. De specifieke modaliteiten van het Franse en Nederlandse beleid zijn echter zeer verschillend: Nederland stelt een resultaatsverplichting, biedt geen cursussen aan en vraagt hoge examengelden, terwijl Frankrijk slechts deelname vergt aan een evaluatie en cursus die door de Franse overheid worden georganiseerd en betaald. In dit artikel worden drie prominente factoren besproken, die in onderlinge samenhang grotendeels verklaren waarom Frankrijk voor een zoveel minder stringente versie van inburgering in het buitenland heeft gekozen dan Nederland: juridische kaders, posities van politieke partijen en historische gegroeide discursieve en institutionele structuren op het gebied van burgerschap en omgang met culturele diversiteit.